Het ijs en het onroerend goed


fig 1: polderkaart

De Griffioenen waren veehouders. De weilanden ontstonden door inpoldering van de ontgonnen en afgegraven veenrug: het Amstelveen.

Het veen groeide aangesloten op de moerasgebieden tussen Amstelveen en Waterland en reikte wel tot 10 meter boven zeeniveau. Dit kwam o.a. door beschutting van strandwallen, die parallel liepen aan de Noordzee. Maar er was ook wat anders aan de hand. We maken even een grote sprong in de tijd.

Pakweg 150.000 jaar geleden, in het Saalien, gleed het ijs uit op de slappe bodem van wat later Nederland zou heten en waaierde uit in eivormige lobben. (fig 2)


fig 2: ijslobbenkaart

Toen het ijs zich terug trok, bleef een bekken achter, dat in de warme en koude perioden die volgden, werd opgevuld met klei en wat dekzanden. Het diepste deel van het ijsbekken ligt bij Waterland. De rand ongeveer bij de VU.


fig 3: dwarsdoorsnede ijsbank

Op die grote kleibak kon het veen goed inklinken en het werd hoger en hoger. Deze "negatieve" vorm (fig 3) zorgde voor een "positieve" uitkomst in het landschap. Het hoogste deel van de veenrug lag tussen de huidige Schinkel en Kostverlorenvaart en de Amstel. De Schinkel en Kostverlorenvaart liggen waar in het jaar 1000 de Grote Hollandse Waterkering lag: een hoge, smalle, lange veenrug die reikte tot aan het Twiske in Amsterdam Noord. Deze vormde een natuurlijke dijk en beschutte tegen de westenwind.
Het aflopende water uit de veensponzen ten oosten van de kering vormde na verloop van tijd een veenstroom: de Amstel.

De lopen van de Schinkel/Kostverlorenvaart en de Amstel verraden nog altijd de rand en de vorm van het ijsbekken in de ondergrond. Dit wordt helemaal duidelijk wanneer we rekening houden met het feit dat de Amstel vanaf de Omval is gegraven. (1) Oorspronkelijk ontsprong de Zuid-Amstel als twee kleine stroompjes in een voorloper van de Watergraafsmeer en stroomde naar het zuiden. (fig 4)


fig 4: ijskaart met afgegraven amstel

Dit 'hoge' veen in Amsterdam kon te voet bereikt worden. Het veen zorgde voor een goed fijnmazig wegennet en uitvalswegen naar het westen en zuiden en daarmee voor een economische rendabel woon-werkverkeer met de Dam als handelscentrum. (2)

Dat is een heel ander verhaal dan hoe het gebied ten oosten van de Amstel zich ontwikkelde. In dit oostelijke deel ontbrak deze uitstekende voedingsbodem voor het inklinken van het veen. Invallen van de (binnen)zee Almere, de latere Zuiderzee, sloeg het laagveen aan stukken, dat dobberde als eilanden in het water. Het land kon slechts per boot bereikt worden. De moerassige, slecht betreedbare ondergrond zorgde voor stadsuitbreiding in de vorm van eilanden en kleinere woonwijken. Het oostelijk deel kreeg een perifeer karakter. Het gebied heeft geen grote uitvalswegen en de straten lopen dood op de Wibautstraat. (fig 4)


fig 5: stratenplan amsterdam

Ook ten noorden van 't IJ lag het veen niet hoog en beschut genoeg en kon de zee hele stukken wegvagen.

Het rijke handelsdeel van Amsterdam is dus al eeuwen lang NE/SW georienteerd en bevindt zicht tussen de Schinkel/Kostverloren vaart, de Amstel en de Dam en volgt de oude ijstong.

De stuwwal naast het ijsbekken duwde de ondergrond omhoog. De Haarlemmermeer en de Bijlmermeer liggen bovenop de stuwwal van Amsterdam. Ze zijn begonnen als kleine meerstallen. (3) Ten westen van de Hollandse waterkering kon de opstuwende zuidwestenwind lekker huishouden en sloeg stukken veen weg. De Haarlemmermeer werd geboren, waar het flink kon spoken. Vooral bij één stormgat, waar de schepen op hol sloegen en aan lager wal raakten, de zo genoemde ‘scheepshel’ of te wel Schiphol. Het oude kwelderlandschap - uit de tijd dat het gebied nog een waddenzee was - ligt hoog onder het huidige oppervlak en schemert nog altijd als kreekjes door de akkers heen als je er in de herfst of winter overheen vliegt. De zanderige en zoute ondergrond van de ingepolderde Haarlemmermeer bleek minder geschikt voor landbouw. De grond werd uiteindelijk afgegraven en gebruikt voor het ophogen van landbouw - tot bouwgrond in de naastgelegen Buitenveldertse polder, op het land van boer Griffioen. Door de aanhoudende zuidwestenwind bleek de Haarlemmermeerpolder wel heel geschikt voor vliegtuigen. Schiphol, breidde zich in een kleine eeuw tijd uit van een militaire vliegbasis in 1916 tot internationale luchthaven. In 2003 wordt de Polderbaan of vijfde baan geopend ter versterking van de 'hubfunctie".(fig 6) (4) Zij zorgt sindsdien samen met de A10 en de spoorweg op de dijk, (5), die vanaf 1988 tot Zuidas wordt gedoopt, (6), voor een uitstekend locatie voor internationale, dienstverlenende bedrijven. Het rooien van internationale diensten en geld vindt nu eenmaal dichtbij een goed bereikbaar internationaal vliegveld plaats.


fig 6: Uitbreiding van Schiphol op stuwwal

Op hun beurt zorgde het internationale zakenleven voor verbetering van de infrastructuur. Het door de voorloper van de ING: de NMB neergezette "Atrium" wordt samen met het "WTC" gezien als pioniers in de ontwikkeling van de Zuidas. De bouw van het Atrium gaf aanleiding tot de aanleg van een nieuwe laan: de Strawinskylaan. De ABN/ Amro Bank wenste haar nieuwe hoofkantoor direct ten zuiden van de A10. De gemeente realiseerde de Amstelveenlijn als aftakking van de oostelijke metrolijn langs het Zuidstation en besloot om op de ringdijk een bovengrondse metrolijn van Sloterdijk via Amsterdam-Zuid naar de Bijlmer aan te leggen (halve cirkellijn); de besluitvorming en financiering van de centrale ondergrondse noord-zuid metrolijn, die zijn voorlopige eindpunt op het Zuidstation zou krijgen, kwamen vervolgens rond.

De infrastructuur op de Zuidas weerspiegelt het voormalige polderlandschap zoals goed te zien is in op de volgende figuur 7. De infrastructuur volgt de oude poldersloten.


fig 7: ingezoemd op de polderkaart

Het verklaart de oost/ west oriëntatie en de lichte buiging in het oosten van de Zuidas.

Rest ons nog de vraag of de Zuidas in het rijke handelsdeel van Amsterdam daar zomaar ligt?

Op figuur 8 zijn de A10 en de VU ingetekend op de geologische kaart van de Rijks Geologische Dienst uit 1986. De kruisjes structuur op de kaart is het keileem van de gletsjer. Dat is het gruis, klei en stenen wat overblijft als het ijs zich heeft teruggetrokken. Van keileem bouwen we onze dijken.


fig 8: keileem

In de onderstaande figuur is het keileem ingetekend op de hoogtekaart van Amsterdam.


fig 9: Hoogtekaart. Het rode ei is de keileem

Wat blijkt? Het duurste stukje grond van Nederland, de Zuidas, grenst aan het keileem of eindmorene in de ondergrond: de voetafdruk van de gletsjer!

De rand van het ijsbekken biedt een goede plek voor hoogbouw. Immers, de palen waarop Amsterdam is gebouwd steunen op zandlagen in de ondergrond. Aan de rand van het bekken liggen deze lagen dichter bij de oppervlakte dan bij de Dam, om maar niet te spreken van Waterland. (7) Daar moeten palen van meer dan 100 meter lengte worden geslagen!

 

Winstgevende ondergrond en winstgevend vastgoed produceren elkaar!

De griffioen markeert hoog in de lucht het punt van ommekeer van het ijs van Amsterdam.

ijsdalmetlogo

fig 10: de griffioen op het ijsdal

Hij gumt, als onderdeel van het nieuwe zakendistrict, een oude grens uit. Een grens tussen west en oost, tussen communisme en kapitalisme, de wacht aan westerse geldstromen en ongebreidelde profijtbeginselen, die als een ware cash flow na de val van de Berlijnse muur de wereld overspoelen. Hoewel de gemeentelijke Dienst Ruimtelijke Ordening tot in de jaren negentig ijverde voor de ontwikkeling van de IJ oevers om tot een evenrediger verdeling van geld en werk te komen binnen Amsterdam, wonnen het ijs en de wind het van sociale en nivellerende actoren. Het ijs houdt de zakentorens vast. Ze worden door het ijs en de wind even neergezet en getolereerd. De zakentorens zijn dieper geworteld in onze Hollandse klei dan hun uitstraling doet vermoeden. De ijsdepressie in de ondergrond met daarop de veenkoepel,de stuwwal met daarop een zoute, zanderige haarlemmerpolder en de westenwind zijn nog altijd hoofdrolspelers in de economische ontwikkeling van dit gebied. Ooit graasden er koeien en groeiden tomaten in een kas van een tuinder, nu worden er internationale transacties en geld gerooid. Onze prachtige zakentorens zijn eigenlijk gewoon geldboerderijen.

De Zuidas toont maar weer eens aan, dat menselijke actoren net als andere actoren onderdeel uit maken van een groter verschijnsel en in relatie staan tot elkaar. Op de Zuidas zijn lokale en internationale componenten met elkaar verbonden en in coproductie. De ondergrond verkrijgt deze karakteristieken in relatie tot het verschijnsel vrije markteconomie, tegenwoordig vaak in een adem genoemd met globalisatie of globalisme. Globaal staat in het Nederlands ook synoniem voor oppervlakkig, voor egalisatie en uniformiteit: veel van hetzelfde kort gezegd. Maar het omgekeerde is het geval. Globalisatie differentieert. Hij verdeelt landschappen in toppen en dalen; in ongelijke verdelingen van middelen en in locale verschillen. In het geval van de Zuidas is het zelfs andersom. Locale actoren als ijs en wind bewerkstelligen in zo'n slordige 150.000 jaar de materialisatie( de positie en de hoogte van de zakentorens) van een dominante, wereld ideologie: het kapitalisme. Als we het zelfs op het postzegelformaat van Amsterdam niet voor elkaar krijgen om tot een gelijkmatiger verdeling van middelen tussen oost en west te komen, wat leert ons dat dan voor een verdeling op wereldschaal? Opgeven? Ik dacht het niet. Vlieg maar eens boven Nederland en zie dat technische staaltje waterbeheersing. ( for the time being). Maar ons op de borst slaan en denken dat wij het aan ons zelf te danken hebben dat we zo rijk en bevoorrecht zijn? Dat lijkt me ook niet. De zuidas is prachtig, maar geen verlosser.